De op één na grootste Zwitserse bank Credit Suisse werd vorige week failliet verklaard. Nadat in het vierde kwartaal van 2022 al CHF 100 miljard aan klantendeposito's was opgenomen, verloren tal van andere beleggers in het eerste kwartaal van 2023 het vertrouwen. Door de toenemende uitstroom stegen de hedgingkosten voor het in gebreke blijven van Credit Suisse-obligaties sterk. Dit zorgde er op zijn beurt voor dat de aandelenkoers kelderde en alleen al op 15 maart met maar liefst 31 procent daalde.
Toen grootaandeelhouder Saudi National Bank aankondigde geen geld meer in de noodlijdende bank te willen steken, dreigde een bankrun. Maar dit moest met man en macht worden vermeden, omdat Credit Suisse een van de ongeveer 30 wereldwijd systeemrelevante financiële instellingen is waarvan de ineenstorting een domino-effect in de bankensector zou kunnen veroorzaken en een existentiële bedreiging zou kunnen vormen voor het wereldwijde financiële systeem.
De Zwitserse Nationale Bank SNB nam afgelopen donderdag de redding over. Ze verstrekte Credit Suisse een lening van 50 miljard Zwitserse frank en redde hen zo van de eed van openbaarmaking. Blijkbaar was het bedrag echter niet genoeg voor blijvende stabilisatie, want na een korte stijging daalde de koers van het aandeel tegen het weekend weer met bijna 18 procent.
Er waren steeds meer tekenen dat de problemen veel groter waren dan het management van Credit Suisse toegaf. Eerst waren er geruchten dat BlackRock de bank wilde overnemen, wat direct werd ontkend door de grootste vermogensbeheerder ter wereld. Daarentegen waren er volgens verschillende berichten overnamegesprekken met de grootste Zwitserse bank UBS, die zelf in oktober 2008 door de Zwitserse Nationale Bank was gered met 54 miljard dollar.
UBS kondigde zondag zelfs aan dat het Credit Suisse per direct zou kunnen overnemen voor ongeveer CHF 1 miljard en CHF 1,81 per aandeel zou betalen, dat vrijdag werd gewaardeerd op CHF 0,25. De Zwitserse regering steunde het voorstel van UBS en beloofde een wet in te trekken die een termijn van zes weken stelt voor een dergelijke overname.
De deal werd echter afgewezen door Credit Suisse. Nu leek er nog maar één optie over: om het domino-effect te voorkomen had de Zwitserse regering aan de noodrem moeten trekken en de bank moeten nationaliseren. Dit was echter niet nodig omdat UBS zijn bod op een overname verhoogde en CHF 0,76 per aandeel bood, maar in ruil daarvoor de Zwitserse Nationale Bank een leningtoezegging van maximaal CHF 100 miljard had gegeven.
Zondagavond werd het officieel bekend: UBS neemt concurrent Credit Suisse, die vrijdag nog een marktwaarde had van CHF 8 miljard, voor een kwart van deze prijs over, krijgt van de overheid een verliesgarantie van CHF 9 miljard en zal ook een lening van maximaal CHF 100 miljard van de Zwitserse Nationale Bank kunnen garanderen.
Aangezien de overeenkomst tot stand kwam zonder de aandeelhouders van UBS en Credit Suisse en zonder het Zwitserse parlement, vraagt men zich af: zou het kunnen dat de hele affaire een pokerspel tussen insiders was? Mogelijk opgezet door financiële spelers die elkaar goed kennen?
Helfen könnte bei der Beantwortung dieser Frage ein Blick auf die persönlichen Beziehungen der wichtigsten Beteiligten. So gehören sowohl der CEO der Credit Suisse als auch der CEO der UBS zu den sogenannten «Contributors» des World Economic Forum WEF. Beide Banken wiederum gehören zu den Strategischen Partnern des WEF, zu denen auch BlackRock zählt.
Daarnaast levert het hoofd van de Zwitserse Nationale Bank ook een bijdrage aan het WEF en werkt zijn voorganger nu als vicevoorzitter voor BlackRock, wiens voorzitter Larry Fink sinds 2019 samen met Klaus Schwab in het WEF-bestuur zit.
En dat is niet alles. Zoals ook zondag werd aangekondigd, hebben ook de Federal Reserve en de ECB groen licht gegeven voor de deal. De belangrijkste adviseur van de twee centrale banken is niemand minder dan BlackRock.
(Reactie van Ernst Wolff via verontschuldigen)